Energie is de mogelijkheid om iets te doen. Hoe meer energie iets
heeft, hoe verder het kan komen of hoe sneller het kan gaan of hoe
groter de invloed is die het kan hebben. Energie komt voor in veel
verschillende vormen. Een paar daarvan staan hieronder.
kinetische energie of snelheidsenergie is energie vanwege
snelheid. Kinetische energie is evenredig met het kwadraat van de
snelheid (behalve voor snelheden die in de buurt komen van de
lichtsnelheid).
potentiële energie is energie vanwege plaats of toestand. Hoe
meer je tegen een conservatieve kracht (bijvoorbeeld zwaartekracht) in
werkt, hoe meer potentiële energie je krijgt.
thermische energie of warmte-energie is energie in de vorm van
warmte. Thermische energie is altijd gekoppeld aan materie, en is
gelijk aan de kinetische energie van de deeltjes waaruit de materie
bestaat.
chemische energie is potentiële energie die zit in de structuur
van atomen, ionen en moleculen. In chemische reacties wordt chemische
energie vrijgemaakt of juist vastgelegd.
kernenergie is potentiële energie die zit in de structuur van
atoomkernen. In kernreacties wordt kernenergie vrijgemaakt of juist
vastgelegd.
massa-energie is energie die hoort bij de rustmassa van
materie. Einstein ontdekte dat massa en energie equivalent zijn
volgens zijn beroemde formule \(E = mc^2\).
Er zijn drie manieren waarop je energie kunt transporteren:
door convectie, waarin temperatuurverschillen heet materiaal naar
koude gebieden doet reizen en koud materiaal naar hete gebieden, en zo
netto warmte (dus energie) van hete naar koude gebieden gaat. De
energie beweegt met de snelheid van het materiaal.
door (warmte)geleiding (of conductie), waarin hitte door een
materiaal heen beweegt zonder dat het materiaal zelf hoeft te bewegen.
De energie beweegt met een snelheid die afhangt van de eigenschappen
van het materiaal.
Je kunt alle drie de soorten energietransport waarnemen bij een pot
soep die op een vuurtje staat te koken. De hete gassen in het vuur
gaan omhoog door convectie. Er komt hittestraling van het vuur, die
je met je hand kunt afschermen. De pot wordt aan de buiten-onderkant
verwarmd en de hitte gaat door geleiding ook naar de binnenkant, waar
het de soep verwarmt. Eerst door geleiding, en later (als de soep
kookt) ook door convectie wordt de warmte van de onderkant van de pot
naar het oppervlak van de soep gebracht.